Vroeger was ’t de zegen, Vroeger was ’t de zegen
Nu is het de Heer;
Vroeger zien en voelen,
Nu geloof, niets meer.
Vroeger was ’t de gave,
Nu de Gever ’t meest,
Vroeger de Genezing,
nu Hij, Die geneest.
Hij alleen, daar wil ’k heen:
Enig alles Jezus,
Jezus, Hij alleen.
Vroeger was ’t een pogen,
Nu een rust in Hem;
Vroeger twijf’lend dralen,
Nu volg ik Zijn stem.
Vroeger hield ik Jezus,
Nu houdt Hij mij vast;
Vroeger angstig zorgen,
Nu draagt Hij mijn last.
Vroeger was ’t mijn werken,
Nu Zijn werk in mij;
Vroeger hàlf gebonden,
Nu volkomen vrij.
Vroeger eigen plannen,
Nu alleen Zijn wil;
Vroeger vaak vreesachtig, Nu gerust en stil.
Vroeger angstig vragen,
Nu steeds dankbaarheid;
Vroeger trots op ere,
Nu slechts need’righeid.
Vroeger hielp ik Jezus,
nu gebruikt Hij mij;
Vroeger vast in vormen,
nu volkomen vrij.
Vroeger op Hem hopen,
Nu heb ’k zekerheid;
Vroeger was ik slaap’rig,
Nu ’s mijn lamp bereid.
Vroeger wilde ik sterven,
Nu verwacht ’k Hem dra,
Vroeger zuchtend klagen,
Nu Halleluja!
Bijdrage leveren
Help mee door een audio-opname van dit lied bij te dragen