Welzalig hij, die in der bozen raad (Psalm 1:1-2)
Vers 1
Niet wandelt, noch op 't pad der zondaars staat,
Noch neder-zit, daar zulken samenrotten,
Die roekeloos met God en godsdienst spotten;
Maar 's HEEREN wet blijmoedig dag en nacht
Herdenkt, bepeinst, en ijverig betracht.
Vers 2
Want hij zal zijn gelijk een frisse boom,
In vetten grond geplant bij enen stroom,
Die op zijn tijd met vruchten is beladen,
En sierlijk pronkt met onverwelkte bladen;
Hij groeit zelfs op in ramp en tegenspoed;
Het gaat hem wel; 't gelukt hem, wat hij doet.
Bijdrage leveren
Help mee door een audio-opname van dit lied bij te dragen