God is mijn licht, mijn heil; wien zou ik vrezen? Psalm 27:1,2,6,7

Vers 1

Hij is de HEER, die hulp verschaft in nood;

Mijn levenskracht; 'k heb niet vervaard te wezen:

Hij is't ,die mij beveiligt voor den dood.

Wanneer de macht der bozen sloeg aan 't woên,

En aanrukt', om zich met mijn vlees te voên.

Stiet zelf dit rot, dat mij benauwt en haat,

Den voet, en viel; omdat het God verlaat.

Vers 2

Al zie ik zelfs een leger mij omringen,

Nog vrees ik niet; 'k verlaat mij op den HEER;

Al wil men mij door enen oorlog dwingen,

‘k Leg mij gerust, hierop vertrouwend, neer.

Deez’ éne zaak heb ik begeerd van God;

Daar zoek ik naar; dit zij mijn zalig lot:

Dat ik, zo lang mij 't levenslicht bescheen,

In 's HEEREN huis mocht wonen hier beneên.

Vers 3

Want, schoon ik zelfs van vader en van moeder

Verlaten ben, de HEER is goed en groot; - Hij is en blijft mijn Vader en Behoeder.

Leer mij, o God, Uw weg in allen nood;

Bestuur, om mijns verspieders wil, mijn voet

Op 't effen pad; dat 's vijands euvelmoed

Mij nimmer treff'; vervoerd door list en dwang,

Getuigt men vals tot mijnen ondergang.

Vers 4

Zo ik niet had geloofd, dat in dit leven

Mijn ziel Gods gunst en hulp genieten zou,

Mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed, gebleven?

Ik was vergaan in al mijn smart en rouw.

Wacht op den HEER, godvruchte schaar, houd moed:

Hij is getrouw, de bron van alle goed;

Zo daalt Zijn kracht op u in zwakheid neer;

Wacht dan, ja wacht, verlaat u op den HEER.

Begeleiding nog niet beschikbaar

Bijdrage leveren

Help mee door een audio-opname van dit lied bij te dragen