Mij is ontferming overkomen, Mij is ontferming overkomen
Ontferming die ik had verspild
Wie kan dit wonder mij verklaren?
U gaf mij wat ‘k niet had gezocht
Niets is er, dat van God mij scheidt,
Ik roem in Gods barmhartigheid.
Niets is er, dat van God mij scheidt,
Ik roem in Gods barmhartigheid.
Ik, die slechts toorn en straf verdiende,
Ik, zondaar, word door God bemind.
Hij heelt mijn krankheid, maakt mij ziende,
Verlost m’ en neemt mij aan als kind.
Waarom is dit aan mij geschied?
Ontferming is ’t en anders niet.
Waarom is dit aan mij geschied?
Ontferming is ’t en anders niet.
Wel mag ik in genade roemen
Die zich aan zondaars openbaart.
Ik kan het slechts ontferming noemen.
Hiermee is dit geheim ver-klaard.
Steeds zij mijn ziel tot lof bereid:
Ik roem in Gods Barmhartigheid.
Steeds zij mijn ziel tot lof bereid:
Ik roem in Gods Barmhartigheid.
Dit zal geen schepsel mij ontroven,
Dit blijft mijn roem in eeuwigheid.
In dez’ ontferming zal ’k geloven,
’t Is hierop dat ik biddend pleit.
Hierop bouw ik in allen nood,
En blijf ik hopen in den dood.
Hierop bouw ik in allen nood,
En blijf ik hopen in den dood.
Bijdrage leveren
Help mee door een audio-opname van dit lied bij te dragen