Groot en eeuwig Opperwezen, Psalm 38:1,4,21,22

Vers 1

Zeer te vrezen,

Straf mij in Uw gramschap niet;

Toon mij toch, dat Uw kastijden,

In mijn lijden,

Uit geen grimmigheid geschiedt.

Vers 2

Want mijn hoofd is als bedolven

In de golven

Van mijn ongerechtigheên;

Zulk een last van zond' en plagen,

Niet te dragen,

Drukt mijn schouders naar beneên.

Vers 3

Zie mij, HEER, wien elk moet duchten,

Tot U vluchten.

O mijn God, verlaat mij niet;

Blijf niet, wegens mijn gebreken,

Ver geweken;

Toon, dat Gij mijn rampen ziet.

Vers 4

HEER, ik voel mijn krachten wijken

En bezwijken;

Haast U tot mijn hulp, en red,

Red mij, Schutsheer, God der goden,

Troost in noden,

Grote Hoorder van't gebed.

Begeleiding nog niet beschikbaar

Bijdrage leveren

Help mee door een audio-opname van dit lied bij te dragen