Ik zet mijn treden in Uw spoor, Psalm 17:3,4,7,8

Vers 1

Opdat mijn voet niet uit zou glijden;

Wil mij voor struikelen bevrijden,

En ga mij met Uw heillicht voor.

Ik roep U aan, 'k blijf op U wachten,

Omdat G', o God, mij altoos redt,

O, luister dan naar mijn gebed,

En neig Uw oren tot mijn klachten.

Vers 2

Maak Uwe weldaân wonderbaar,

Gij, die Uw kind'ren wilt behoeden

Voor 's vijands macht en vrees'lijk woeden,

En hen beschermt in 't grootst gevaar.

Wil mij Uw bijstand niet onttrekken;

Uw zorg bewaak' mij van omhoog;

Bewaar m' als d' appel van het oog;

Wil mij met Uwe vleug’len dekken.

Vers 3

Red mij van hen, die 't ruim genot

Der wereld voor hun heilgoed achten;

Geen deel, dan in dit leven, wachten,

En maken van den buik hun god;

Van hen, die weelde, schatten, staten,

Hoe rijk, hoe uitgebreid, hoe groot,

Verliezen moeten met den dood,

En hunnen kind'ren overlaten.

Slot: Maar, blij vooruitzicht, dat mij streelt!

Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen,

U in gerechtigheid aanschouwen,

Verzadigd met Uw Godd'lijk beeld.

Begeleiding nog niet beschikbaar

Bijdrage leveren

Help mee door een audio-opname van dit lied bij te dragen