Wat God doet, dat is welgedaan
1 Wat God doet, dat is welgedaan;
Zijn wil is wijs en heilig.
’k Zal aan zijn hand vertrouwend gaan,
Die hand geleidt mij veilig;
In nood is mij
Zijn trouw nabij;
Ja, Hij, de Heer der Heeren,
Blijft eeuwig wijs regeren.
Wat God doet, dat is welgedaan;
Zijn woord eist mijn vertrouwen.
Hij leidt mij op de rechte baan,
’k Mag daar zijn liefd’ aanschouwen;
Hij geeft mij kracht;
Zijn hulp, zijn macht
Redt mij uit smart en banden:
Mijn lot rust in zijn handen.
Wat God doet, dat is welgedaan;
Hij luistert naar mijn klachten;
Zou mij zijn liefde gadeslaan,
En ik zijn hulp niet wachten?
God kent mijn hart;
Geen ramp, geen smart
Is ooit voor Hem verborgen:
Hij zal als Vader zorgen.
Wat God doet, dat is welgedaan;
Dat blijft de vreugd mijns levens.
God plant wel doornen op mijn paân,
Maar strooit daar rozen nevens;
Met smart paart God
Vaak rein genot;
Zijn vaderlijk’ ontferming
Blijft eeuwig mijn bescherming.
Wat God doet, dat is welgedaan;
Nooit zal de moed m’ ontzinken.
Biedt Hij den lijdenskelk mij aan,
’k Zal dien gewillig drinken.
God, wijs en goed,
Mengt zuur en zoet,
Naarmate wij ’t behoeven;
Hij troost ook in ’t bedroeven.
Wat God doet, dat is welgedaan;
Zijn trouw blijft mij ten hoede;
Zijn liefde doet geen kwaad ontstaan,
’t Werkt alles meê ten goede;
Als God mij leidt,
Zal ’k, wel bereid,
Mijn hoogst en reinst verlangen
In d’ eeuwigheid ontvangen.
Bijdrage leveren
Help mee door een audio-opname van dit lied bij te dragen