Genâ, o God, genâ, hoor mijn gebed; Psalm 51:1-6

Verschoon mij toch naar Uw barmhartigheden;

Delg uit mijn schuld, vergeef mijn over- treden:

Uw goedheid wordt noch paal, noch perk gezet.

O, was mij wel van ongerechtigheid;

Mijn schuld is zwaar, ik heb Uw wet geschonden;

Zie mijn berouw, hoor, hoe een boetling pleit,

En reinig mij van al mijn vuile zonden.

Vers 1

Want ik gevoel de grootheid van mijn kwaad;

Mijn zonde zie 'k mij steeds voor ogen zweven.

‘k Heb tegen U, ja U alleen, misdreven;

Uw wil en wet, hoe heilig, stout versmaad,

Ik heb gedaan, wat kwaad was in Uw oog;

Dies ben ik, HEER, Uw gramschap dubbel waardig,

‘k Erken mijn schuld, die U tot straf bewoog;

Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig.

Vers 2

’t Is niet alleen dit kwaad, dat roept om straf;

Nee, 'k ben in ongerechtigheid geboren;

Mijn zonde maakt mij 't voorwerp van Uw toren.

Reeds van het uur van mijn ontvang'nis af.

Zie, Gij hebt lust tot waarheid in 't gemoed;

Gij, HEER, Die weet, al wat ik heb misdreven,

Gij, die mijn geest met wijsheid had gevoed,

En in mijn ziel Uw Godd'lijk licht gegeven.

Vers 3

Ontzondig mij met hysop, en mijn ziel,

Nu gans melaats, zal rein zijn en genezen.

Was mij geheel, zo zal ik witter wezen

Dan sneeuw, die vers op 't aardrijk nederviel.

O, geef mij weer gewenste zielevreugd;

Laat uit Uw mond mij stof tot blijdschap horen;

Zo wordt opnieuw 't verbrijzeld hart verheugd,

En in mijn geest de ware rust herboren.

Vers 4

Verberg Uw oog van mijn bedreven kwaad,

Waardoor mijn ziel gevoelt de diepste wonden;

Delg, delg toch uit mijn schuld en al mijn zonden,

En spreek mij vrij van mijne gruweldaad.

Herschep mijn hart, en reinig Gij, o HEER,

Die vuile bron van al mijn wanbedrijven;

Vernieuw in mij een vasten geest, en leer

Mij aan Uw dienst oprecht verbonden blijven.

Vers 5

Verwerp mij van Uw aangezicht toch niet;

O, laat van mij Uw Heil'gen Geest niet scheiden.

Die kan alleen op 't rechte spoor mij leiden;

Bestier mijn gang, daar Gij mijn zwakheid ziet.

Geef mijn gemoed, dat nu angstvallig vreest,

De blijdschap weer; doe op Uw heil mij hopen;

Laat mij, gesterkt door enen eed'len geest,

Volvaardig 't pad van Uw geboden lopen.

Begeleiding nog niet beschikbaar

Bijdrage leveren

Help mee door een audio-opname van dit lied bij te dragen