De kerk van alle tijden

Vers 1

kent slechts één vaste grond:

’t is Christus, die door lijden

Zijn volk aan zich verbond.

Om haar als bruid te werven,

kwam Hij ten hemel af.

’t Was Hij die door Zijn sterven

aan haar het leven gaf.

Vers 2

Uit ieder volk verkoren,

toch in haar Heiland één,

is zij door Hem herboren,

blijft dit haar kracht alleen:

één Geest, één vast vertrouwen,

één doop, één heil’ge dis,

één Heer', op wie te bouwen

haar troost en rijkdom is.

Vers 3

God houdt Zijn kerk in leven,

hoe ook bespot, verdrukt,

door dwalingen omgeven,

verscheurd, uiteengerukt.

Al roepen van de tinnen

de wachters nog: Hoe lang?

Straks gaat de dag beginnen

en 't klagen wordt gezang.

Vers 4

In rampspoed, moeit' en zorgen,

in 't heetste van de strijd,

wacht zij de grote morgen,

de vrede voor altijd.

Tot eens haar hunkrend' ogen

aanschouwen, u blij ontroerd,

hoe God haar komt verhogen

en tot victorie voert.

Vers 5

Nog weet zij zich verbonden

in haar drie-enige Heer’,

met Wie zijn trouw bevonden,

de strijders van weleer.

Een wolk van Godsgetuigen

omringt ons in de strijd,

tot wij met hen ons buigen,

gekroond met heerlijkheid.

Begeleiding nog niet beschikbaar

Bijdrage leveren

Help mee door een audio-opname van dit lied bij te dragen