Niet ons, o HEER, niet ons, Uw naam alleen Psalm 115:1,6,8,9

Vers 1

Zij, om Uw trouw en goedertierenheên,

All’ eer en roem gegeven.

Waarom, o HEER, zou 't heidendom, met spot,

Dan zeggen: "Waar, waar is toch nu hun God,

Bij hen zo hoog verheven?”

Vers 2

Vertrouwt op God, gij allen, die Hem vreest;

Hij is altoos hun schild, hun hulp geweest.

De HEER was ons gedachtig.

Zijn zegen blijft op Israël verspreid;

Aärons huis is die ook toebereid;

God is getrouw en machtig.

Vers 3

D' algoede God, die, door Zijn grote kracht,

Den hemel schiep, deez' aard' heeft voortgebracht,

Beschenkt u met Zijn zegen.

De hemel is Zijn eigendom, Zijn troon;

Maar 't mensdom heeft de vruchtbaar' aard', ter woon

Van onzen God verkregen.

Vers 4

In 't stille graf zingt niemand 's HEEREN lof;

Het zielloos lijf, gedompeld in het stof,

Kan Hem geen glorie geven;

Maar onze tong zingt, tot in eeuwigheid,

Des HEEREN lof, Zijn roem en majesteit.

Looft God, de bron van 't leven!

Begeleiding nog niet beschikbaar

Bijdrage leveren

Help mee door een audio-opname van dit lied bij te dragen