God heb ik lief; want die getrouwe HEER Psalm 116:1-5

Vers 1

Hoort mijne stem, mijn smekingen, mijn klagen;

Hij neigt Zijn oor, 'k roep tot Hem, al mijn dagen;

Hij schenkt mij hulp, Hij redt mij keer op keer.

Vers 2

Ik lag gekneld in banden van den dood,

Daar d' angst der hel mij allen troost deed missen;

Ik was benauwd, omringd door droefenissen;

Maar riep den HEER dus aan in al mijn nood:

Vers 3

“Och HEER, och, werd mijn ziel door U gered!”

Toen hoorde God; Hij is mijn liefde waardig;

De HEER is groot, genadig en rechtvaardig,

En onze God ontfermt zich op 't gebed.

Vers 4

D’ eenvoudigen wil God steeds gadeslaan;

‘k Was uitgeteerd, maar Hij zag op mij neder.

Keer, mijne ziel, tot uwe ruste weder;

Gij zijt verlost; God heeft u welgedaan.

Vers 5

Gij hebt, o HEER, in 't dood'lijkst tijdsgewricht

Mijn ziel gered, mijn tranen willen drogen,

Mijn voet geschraagd; dies zal ik, voor Gods ogen,

Steeds wandelen in 't vrolijk levenslicht.

Begeleiding nog niet beschikbaar

Bijdrage leveren

Help mee door een audio-opname van dit lied bij te dragen