“Waarheen, pelgrims, waarheen gaat gij, Waarheen pelgrims, waarheen gaat gij?
’t Oog omhoog en hand in hand?”
Wij gaan op des Konings roepstem,
Naar ons huis en Vaderland.
Over bergen en door dalen
Gaan wij naar die blijde zalen,
Gaan wij naar die blijde zalen
Van Gods huis in ’t Vaderland.
Gaan wij naar die blijde zalen
Van Gods huis in ’t Vaderland.
“Storm en duisternis bedreigt u;
Zijt daartegen gij bestand?”
Waarom zou ons harte vrezen,
Wand’lend aan des Heeren hand?
Jezus Zelf zal voor ons strijden,
En door Storm en nacht ons leiden,
En door Storm en nacht ons leiden,
Naar Gods huis in ’t Vaderland.
En door Storm en nacht ons leiden,
Naar Gods huis in ’t Vaderland.
“Zeg ons pelgrims, wat verwacht gij
Als uw deel aan ’t beet’re strand?”
Koningskroon en priesterkleding
Wacht ons uit des Heilands hand.
God, den Heil’ge, Ongeziene,
Zullen wij met de eng’len dienen,
Zullen wij met de eng’len dienen,
In der eng’len huis en land.
Zullen wij met de eng’len dienen,
In der eng’len huis en land.
“Pelgrims, zegt ons, mogen wij ook
Met u trekken naar dat land?”
Komt, weest welkom, volgt ons allen,
’t Oog omhoog en hand aan hand.
Bij der eng’len vreugdezangen
Zal ons Jezus Zelf ontvangen
Zal ons Jezus Zelf ontvangen,
In Gods huis in ’t Vaderland.
Zal ons Jezus Zelf ontvangen,
In Gods huis in ’t Vaderland.
Bijdrage leveren
Help mee door een audio-opname van dit lied bij te dragen