Komt, maaiers, ’t is nu oogsttijd, Komt, maaiers, ’t is nu oogsttijd
Ziet aarz’lend niet in ’t rond:
De tijdstroom kent geen rusten
En haast naar d’ avondstond;
Al zijn de maaiers weinig,
De Heer zorgt voor Zijn zaak.
Hij roept u slechts als knechten,
Elk tot zijn eigen taak.
Wees in uw Heer verblijd!
De wereld lijdt, koop uit uw tijd;
Voor Jezus,
Voor Jezus is de strijd!
Wacht niet tot and’ren komen,
Maar vat de sikkel aan,
En bindt tot volle schoven
Het rijpend goudgeel graan.
De Meester roept! Welaan dan,
U aan Zijn dienst gewijd,
Met d’ u betrouwde gaven
Gewoekerd, nog is ’t tijd.
Rept, maaiers, dan de handen:
Hoe klein gij zijt in tal,
Gelooft, dat God u sterken
En nooit begeven zal.
Hij is de Heer des oogstes.
Het geldt Zijn schat en eer;
Daarom, vreest niet, verblijdt u!
U sterkt der heren Heer.
Zijn liefd’ in Christus dringt u
Tot werken zonder rust,
Ziend’ op de eeuw’ge vreugde,
Die wacht daar aan de kust.
’t Is hier een tijd van zwoegen,
Van droefenis en pijn;
Maar straks zult gij bij Jezus
voor eeuwig zalig zijn.
Bijdrage leveren
Help mee door een audio-opname van dit lied bij te dragen