Komt, maaiers, ’t is nu oogsttijd, Komt, maaiers, ’t is nu oogsttijd

Vers 1

Ziet aarz’lend niet in ’t rond:

De tijdstroom kent geen rusten

En haast naar d’ avondstond;

Al zijn de maaiers weinig,

De Heer zorgt voor Zijn zaak.

Hij roept u slechts als knechten,

Elk tot zijn eigen taak.

Refrein: Waak op, gij Christen,

Wees in uw Heer verblijd!

De wereld lijdt, koop uit uw tijd;

Voor Jezus,

Voor Jezus is de strijd!

Vers 2

Wacht niet tot and’ren komen,

Maar vat de sikkel aan,

En bindt tot volle schoven

Het rijpend goudgeel graan.

De Meester roept! Welaan dan,

U aan Zijn dienst gewijd,

Met d’ u betrouwde gaven

Gewoekerd, nog is ’t tijd.

Refrein
Vers 3

Rept, maaiers, dan de handen:

Hoe klein gij zijt in tal,

Gelooft, dat God u sterken

En nooit begeven zal.

Hij is de Heer des oogstes.

Het geldt Zijn schat en eer;

Daarom, vreest niet, verblijdt u!

U sterkt der heren Heer.

Refrein
Vers 4

Zijn liefd’ in Christus dringt u

Tot werken zonder rust,

Ziend’ op de eeuw’ge vreugde,

Die wacht daar aan de kust.

’t Is hier een tijd van zwoegen,

Van droefenis en pijn;

Maar straks zult gij bij Jezus

voor eeuwig zalig zijn.

Begeleiding nog niet beschikbaar

Bijdrage leveren

Help mee door een audio-opname van dit lied bij te dragen